AB Advocaten

AB advocaten is met vier ervaren advocaten het grootste advocatenkantoor in de regio Nijmegen dat zich uitsluitend met familie- en erfrecht bezighoudt. In elke uitgave komt één van de vier specialisten aan het woord. In dit nummer Heleen Ritsma-Hartman over de nieuwe wet Herziening Partneralimentatie.

Het huwelijk is geen levensverzekering

Al jarenlang is er is er discussie over de vraag of een langdurige onderhoudsverplichting na een huwelijk nog wel van deze tijd is. De maximale termijn van twaalf jaar die tot 1 januari 2020 gold wordt door veel mensen als onrechtvaardig ervaren. Men vindt dat de regeling ex-partners ervan weerhoudt om na een scheiding hun eigen leven op te pakken en economisch zelfstandig te worden. Een van de initiatiefnemers van de nieuwe wet die sinds 1 januari van dit jaar van kracht is verwoordde het in 2015 als volgt: ‘Ik vind het niet meer uit te leggen aan mensen waarom ze nog twaalf jaar alimentatie moeten blijven betalen aan hun ex-partner. Dat is niet meer van deze tijd. Vijf jaar is lang genoeg om weer op eigen benen te kunnen staan.’

In 2013 werd voor de eerste keer een wetsvoorstel ingediend om de regeling voor partneralimentatie te wijzigen. Dit voorstel heeft het toen niet gehaald. In 2015 kwam er een nieuw wetsvoorstel. Ook dit nieuwe wetsvoorstel stuitte op kritiek vanuit diverse hoeken maar is na een aantal ingrijpende aanpassingen in 2019 aangenomen.

Dit heeft ertoe geleid dat op 1 januari 2020 de nieuwe wet van kracht geworden is op grond waarvan de duur van de partneralimentatie aanzienlijk is verkort. Volgens de nieuwe wet duurt de partneralimentatie nog maar maximaal vijf jaar in plaats van de huidige twaalf jaar. Op deze hoofdregel geldt een drietal uitzonderingen die hieronder besproken zullen worden.

Geschiedenis partneralimentatie: van levenslang naar 12 naar 5 jaar

Voor 1971 was de schuldvraag nog van belang wanneer men wilde scheiden. Werd je schuldig bevonden aan het einde van het huwelijk bijvoorbeeld door overspel dan kon je worden veroordeeld tot het betalen van een levenslange alimentatie. De partij die schuldig werd bevonden aan de echtscheiding kon geen aanspraak maken op alimentatie. Hoewel veel mensen nog steeds denken dat dat anders is speelt de schuldvraag al jarenlang geen rol meer in het echtscheidingsrecht.

Sinds 1971 is de alimentatie niet meer afhankelijk van de schuldvraag maar alleen nog van draagkracht van de echtgenoot die alimentatie betaalt en de behoefte van de echtgenoot die alimentatie ontvangt. De alimentatieverplichting gold echter nog steeds levenslang. Hoewel er al in de jaren ’70 van de vorige eeuw stemmen opgingen om de alimentatie in duur te beperken duurde het tot 1994 voordat de Wet Limitering Alimentatie na Scheiding in werking trad. Op grond van deze wet werd de alimentatieduur beperkt tot 12 jaar.

Wanneer gaat de nieuwe wet in?

Nu is er dan de nieuwe wet die sinds 1 januari 2020 geldt. De nieuwe wet is direct van kracht en geldt voor echtscheidingen die zijn aangevraagd na 1 januari 2020. Er is ook een grote groep mensen die niet direct naar de rechter gaat maar in onderling overleg, veelal onder leiding van een mediator, tot afspraken over de gevolgen van de scheiding komt. Voor deze groep geldt ook sinds 1 januari 2020 de nieuwe wet. Lopende alimentatieverplichtingen, die voor 1 januari 2020 door de rechter zijn vastgesteld of in onderling overleg zijn overeengekomen, worden niet gewijzigd. Daarvoor blijft de oude wettelijke regeling en daarmee de maximumduur van twaalf jaren gelden. Wel moet worden bedacht dat de rechter ook op grond van de oude wet de mogelijkheid heeft om de alimentatieduur in te korten.

Wat verandert er?

De nieuwe wet brengt alleen verandering in de duur van de alimentatie. Pogingen van de initiatiefnemers van de nieuwe wet (leden van de fracties van VVD, D’66 en PvdA) om ook de wettelijke grondslag voor alimentatie te wijzigen en de manier waarop de alimentatie wordt berekend te vereenvoudigen hebben het niet gehaald. De nieuwe hoofdregel is dat de alimentatieduur gelijk is aan de helft van de duur van het huwelijk met een maximum van 5 jaar. Op deze hoofdregel gelden drie uitzonderingen. De eerste twee uitzonderingen gelden voor oudere alimentatiegerechtigden en de derde uitzondering voor mensen met jonge kinderen.

Uitzonderingen op de hoofdregel

Als er uit het huwelijk kinderen geboren zijn die nog geen 12 jaar zijn dan eindigt de onderhoudsverplichting niet eerder dan op het tijdstip waarop de kinderen de leeftijd van twaalf jaar hebben bereikt. De gedachte hierachter is dat kinderen na het verloop van die tijd naar de middelbare school gaan, zelfstandiger zijn en minder zorg nodig hebben, waardoor de zorg voor de kinderen makkelijker te combineren is met een baan. Voor een stel dat besluit uit elkaar te gaan kort na de geboorte van hun derde kind zou dit dus betekenen dat de alimentatieduur toch weer in de buurt komt van de oude twaalf jaar.

Een andere uitzondering is van toepassing wanneer een huwelijk langer dan vijftien jaar duurde en waarbij de partner tegen de AOW leeftijd aanloopt. Hij of zij heeft dan nog recht op maximaal tien in plaats van vijf jaar alimentatie. De reden hiervoor is dat een baan vinden op die leeftijd moeilijker is. Voor 50-plussers geldt een overgangsregeling. Alimentatiegerechtigden die op of vóór 1 januari 1970 zijn geboren, krijgen eveneens maximaal tien jaar in plaats van maximaal vijf jaar alimentatie als het huwelijk tenminste 15 jaar heeft geduurd.

Hardheidsclausule

Is er dan geen enkele mogelijkheid meer om de alimentatie langer dan de nieuwe wettelijke termijn te laten doorlopen? Zeker wel, de wet biedt de mogelijkheid om de rechter te verzoeken een langere termijn vast te stellen. Degene die alimentatie ontvangt kan een beroep doen op de zogenaamde hardheidsclausule. Hij of zij moet de rechter er dan van overtuigen dat “ongewijzigde handhaving van de beëindiging van de termijn, gelet op alle omstandigheden van het geval, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet kan worden gevergd” van hem of haar. Uit de rechtspraak blijkt dat rechters niet snel geneigd zijn om dit aan te nemen.