AB Advocaten
hoofdfoto-mediation@2x

Internationale echtscheiding: welk recht is toepasselijk?

Annotatie bij Gerechtshof ’s-Gravenhage 6 maart 2011, JIN 2011, 40 5.

NOOT mr. G.H.J. Spee

In deze zaak is nogal slordig geprocedeerd. Stukken worden buiten de tiendagen termijn aangeleverd en de aanvullende grieven zijn ver na het verstrijken van de beroepstermijn ingediend. Ook is er geen boedelbeschrijving aangeleverd, waardoor het hof niet inhoudelijk op de verdeling in kon gaan.

Het hof past de regels in deze zaak strikt toe. Stukken die buiten de tiendagentermijn zijn ingediend en niet eenvoudig te doorgronden zijn, worden buiten toepassing gelaten.  Dit mag overigens geen verbazing wekken. Het hof handelt in overeenstemming met het procesreglement dat al geruime tijd vrij strak wordt toegepast.

Het hof staat ook de aanvullende grieven niet toe.
De hoofdregel is dat de gronden in het beroepschrift moeten staan (zie art. 359 jo art. 278 Rv). Van deze hoofdregel kan worden afgeweken als de wederpartij er ondubbelzinnig mee instemt dat de nieuwe grief in de rechtsstrijd in hoger beroep wordt betrokken of indien de aard van het geschil meebrengt dat in een later stadium nog een grief kan worden aangevoerd of zodanige verandering of vermeerdering van eis kan plaatsvinden. Daarnaast kan het aanvoeren van een grief na het tijdstip van het indienen van het beroepschrift toelaatbaar zijn, als daarmee aanpassing wordt beoogd aan eerst na dat tijdstip voorgevallen of gebleken feiten en omstandigheden en de nieuwe grief ertoe strekt  te voorkomen dat het geschil aan de hand van inmiddels achterhaalde of  onjuist gebleken gegevens zou moeten worden beslist.
Met name in alimentatiezaken kan deze regel er nog wel eens toe leiden dat ver na het verstrijken van de beroepstermijn ingediende grieven nog in de rechtsstrijd kunnen worden betrokken, zelfs wanneer de grieven pas tijdens de mondelinge behandeling worden ingebracht (zie onder meer HR 10 oktober 2003, AI 0367 en HR 18 juni 2004, AP0963). Maar in deze zaak oordeelde het hof minder ruimhartig. Er wordt geen uitzondering op de hoofdregel toegestaan.

De vraag rijst of het hof dit zich zo heeft mogen doen. De man voerde in zijn aanvullende grieven weliswaar in een opvallend laat stadium aan, maar zijn grieven hadden betrekking op de toepasselijkheid van het door de rechter toegepaste (Nederlandse) recht. En daarover moet een rechter zich uitlaten.
Kennelijk werd in eerste aanleg nog -door beide partijen- aangenomen dat het Nederlandse recht van toepassing zou moeten zijn. Toen zijn partijen helemaal niet met elkaar in discussie getreden over het toepasselijke recht. En de rechter volgde de partijen hierin en liet de vraag naar het toepasselijk recht volledig onbesproken.

Maar ook in het geval dat partijen zelf (niet tijdig)aangeven welk recht zij van toepassing achten, moet de rechter hier iets over zeggen (zie onder meer Memo Echtscheiding en Alimentatie, p. 358 e.v. en Serie Burgerlijk Proces & Praktijk, Civiel Appel van prof.mr. H.J. Snijders en mr. A. Wendels).
Volgens art. 25 Rv moet de rechter de conflictregels ambtshalve toepassen. Op zaken met internationale aspecten moet hij het internationaal privaatrecht toepassen.

Nu geeft de casus niet weer met welke internationale aspecten de rechter rekening diende te houden, maar aangenomen mag worden dat de grief dat Egyptisch recht van toepassing zou zijn niet zomaar uit de lucht is komen vallen. Vermoedelijk heeft  (tenminste) één van partijen de Egyptische nationaliteit of is het huwelijk in Egypte gesloten. En in zo’n geval zal de rechter zelfstandig op basis van de WCE moeten oordelen welk recht van toepassing is op de echtscheiding en vervolgens ook welk recht op het huwelijksvermogensregime van toepassing is. Door de nieuwe grieven buiten behandeling te laten, blijft de vraag of toepassing van de conflictregels in deze zaak tot een andere uitkomst had geleid nu helaas onbeantwoord.